ECLI:NL:HR:2021:1302

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
21/00391
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, met nummer 19/00250. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie niet ontvankelijk is, omdat de indiener van het beroepschrift niet de juiste machtiging had overgelegd. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk te overleggen waaruit bleek dat hij gemachtigd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit verzoek was op 16 februari 2021 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace van PostNL was deze brief afgeleverd op het opgegeven adres. De overgelegde machtiging omvatte echter niet het instellen van beroep in cassatie, waardoor de Hoge Raad concludeerde dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in te dienen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie op deze grond niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00391
Datum17 september 2021
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, nr. 19/00250.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 16 februari 2021 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft een machtiging overgelegd, maar die omvat niet het instellen van beroep in cassatie. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.