ECLI:NL:HR:2021:1296
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over teruggaaf belasting personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 augustus 2020, nrs. 19/00595 tot en met 19/00597. Dit hoger beroep volgde op eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/297, BRE 18/8057 en BRE 18/8058) betreffende verzoeken om teruggaaf van belasting van personenauto's en motorrijwielen. De belanghebbende was vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, die als verweerder optrad, werd vertegenwoordigd door [P].
De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2021 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.