Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
21 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. Het beroep was ingesteld door een persoon die niet de verdachte was, maar de geadresseerde van de mededeling van de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat volgens artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering alleen de verdachte en het openbaar ministerie een cassatieberoep kunnen instellen. De Hoge Raad concludeerde dat de persoon die het cassatieberoep had ingesteld, niet de verdachte was te wiens laste het bestreden arrest was gewezen. Hierdoor kon deze persoon niet in het beroep worden ontvangen.
De zaak betreft een veroordeling van de verdachte, geboren in 1974, en de Hoge Raad benadrukte dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf uitsluitend betrekking heeft op deze persoon. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het cassatieberoep niet verder in behandeling wordt genomen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.