Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
21 september 2021.
Hoge Raad
Op 21 september 2021 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/04937, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte. De zaak betreft een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 september 2019, nummer 21-006216-17. De verdachte, geboren in 1977, heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen, conform artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.