ECLI:NL:HR:2021:1267

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
20/00898
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsplicht voor zelfstandig opdrachtnemers in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen [eiser] en Vivat Schadeverzekeringen N.V. De zaak betreft de vraag of er een verzekeringsplicht rust op de opdrachtgever voor verkeersongevallen die plaatsvinden tijdens de uitvoering van werkzaamheden door een zelfstandig opdrachtnemer (zzp-er). De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Het incidentele beroep van Vivat, dat was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest zou leiden, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vivat zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien [eiser] deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00898
Datum17 september 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: K. Aantjes, aanvankelijk ook F.I. van Dorsser,
tegen
1. [verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
niet verschenen,
2. VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: Vivat,
advocaat: K. Teuben.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaken C/16/380191 / HA ZA 14-859 en C/16/376780/HA ZA 14-738 van de rechtbank Midden-Nederland van 6 december 2017, 20 december 2017 en 28 maart 2018;
het arrest in de zaken 200.236.172 en 200.241.970 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
Vivat heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
[eiser] en Vivat hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor Vivat toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil, en aan de zijde van Vivat begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
17 september 2021.