Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
(Vgl. HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2391.)
3.Beslissing
14 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor een strafbaar feit en werd op 14 juni 2019 opnieuw veroordeeld voor diefstal, waarvoor hij een gevangenisstraf van één week kreeg opgelegd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het hof bij de strafoplegging ten onrechte gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte, ondanks een eerdere veroordeling, zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Deze eerdere veroordeling was echter nog niet onherroepelijk ten tijde van het begaan van het feit waarop de strafoplegging betrekking heeft. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken over de voorwaarden waaronder een rechter rekening kan houden met niet tenlastegelegde feiten bij de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. Het beroep is voor het overige verworpen.