Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2020. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat C.C. Polat. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in dit geval gerelateerd aan de handel in cocaïne. De betrokkene is geboren in 1988 en de vordering is ingesteld naar aanleiding van zijn betrokkenheid bij deze strafbare feiten.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten die door de betrokkene zijn ingediend, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het is niet noodzakelijk om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.