ECLI:NL:HR:2021:1197
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Overijssel inzake belastingzaak
In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon of entiteit aangeduid als [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De uitspraak waartegen cassatie is ingesteld dateert van 10 november 2020 en betreft de nummers AWB 20/3 tot en met 20/10. Dit beroep volgt op een verzet dat belanghebbende had aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 5 oktober 2020. De Hoge Raad heeft de klacht van belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klacht niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vastgelegd in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren, op 6 augustus 2021.