ECLI:NL:HR:2021:1196

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
20/03625
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake onroerendezaakbelastingen en waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door B. Lebbink. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2020, die op zijn beurt het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland behandelde. De kwestie betrof de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Bronckhorst voor het jaar 2018, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad concludeerde dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021, waarbij de uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03625
Datum6 augustus 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door B. Lebbink,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2020, nr. 19/00474, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/5215) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Bronckhorst voor het jaar 2018 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021.