ECLI:NL:HR:2021:1195

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
20/02598
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door F.H.P.M. Laurense. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 juli 2020, nr. 19/00593, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 29 augustus 2019.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de voorgestelde middelen over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02598
Datum6 augustus 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk,
tegen
het COLLEGE VAN BURGERMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE EINDHOVEN,
vertegenwoordigd door F.H.P.M. Laurense,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 juli 2020, nr. 19/00593, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 29 augustus 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021.