ECLI:NL:HR:2021:1176

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
19/01369
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake naheffingsaanslag en navorderingsaanslagen

In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 februari 2019. Deze uitspraak betrof een aantal belastingaanslagen die aan belanghebbende waren opgelegd over de jaren 2007 tot en met 2009, waaronder een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn aangevoerd beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de aangevoerde middelen niet relevant waren voor de ontwikkeling van het recht.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve geconstateerd dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de boetes met vijf procent. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar enkel voor zover deze betrekking had op de boetes. De boetes zijn verminderd tot specifieke bedragen voor de jaren 2007, 2008 en 2009, evenals voor de naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/01369
Datum16 juli 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 februari 2019, nrs. 17/00921 tot en met 17/00927, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen uitspraken van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/3071, 16/3072, 16/3074 tot en met 16/3077 respectievelijk nr. AWB 14/4568) betreffende een aan belanghebbende over tijdvakken in de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, over de jaren 2007 tot en met 2009 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, voor de jaren 2007 tot en met 2009 opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie

In deze zaak is beroep in cassatie ingesteld op 14 maart 2019. Het tijdsverloop sindsdien tot het moment dat de Hoge Raad in deze zaak arrest wijst, levert wat de cassatieprocedure betreft een overschrijding op van de redelijke termijn met minder dan zes maanden. De Hoge Raad zal om die reden de boetes verder verminderen met vijf procent.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, maar enkel voor zover deze betrekking heeft op de boetes,
- vermindert de boetes met betrekking tot de (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2007 tot € 9.694, over 2008 tot € 2.219, en voor 2009 tot € 1.189, en
- vermindert de boete met betrekking tot de naheffingsaanslag in de omzetbelasting tot € 8.212.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.