ECLI:NL:HR:2021:1163

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
20/03758
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van kinderalimentatie en rechtsstrijdgrenzen in familierechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, die op 18 augustus 2020 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, had geen verweerschrift ingediend. De advocaat-generaal R.H. de Bock had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak betreft de alimentatie voor twee kinderen die bij de vrouw wonen. De vrouw verzocht de man om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, die door de rechtbank was vastgesteld op € 200,-- per kind per maand. Het hof had deze beschikking echter vernietigd en de alimentatie verlaagd naar € 51,-- per kind per maand met terugwerkende kracht vanaf 15 november 2018.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof binnen de grenzen van de rechtsstrijd was gebleven door de behoefte van de kinderen vast te stellen op een bedrag dat hoger was dan de bedragen die partijen zelf hadden voorgesteld. De man had in hoger beroep verzocht om geen kinderalimentatie te betalen, terwijl de vrouw een hogere bijdrage eiste. De Hoge Raad concludeerde dat het hof de behoefte van de kinderen correct had vastgesteld op basis van het netto besteedbaar inkomen van de vrouw en het kindgebonden budget. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/03758
Datum16 juli 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de man,
advocaat: F.I. van Dorsser,
tegen
[de vrouw],
wonende op een geheim adres,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de vrouw,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/15/281777 / FA RK 18-6548 van de rechtbank Noord-Holland van 6 februari 2019;
de beschikking in de zaak 200.258.606/01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2020.
De man heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Partijen zijn de ouders van twee kinderen, die bij de vrouw wonen.
2.2
In dit geding verzoekt de vrouw te bepalen dat de man aan haar een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal betalen, te bepalen op een na indiening door de man van de relevante gegevens vast te stellen bedrag, althans bij gebreke daarvan op € 200,-- per kind per maand met ingang van 15 november 2018.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geen verweer heeft gevoerd en de door de man te betalen bijdrage bepaald op € 200,-- per kind per maand met ingang van 15 november 2018.
2.3
Op het hoger beroep van de man heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man de volgende bedragen aan kinderalimentatie aan de vrouw dient te betalen:
- € 51,-- per kind per maand met ingang van 15 november 2018;
- € 75,-- per kind per maand met ingang van 4 april 2019;
- € 86,-- per kind per maand met ingang van 1 januari 2020. [1]
In het kader van de berekening van de kinderalimentatie heeft het hof de behoefte van de kinderen vastgesteld en daarover, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:

Behoefte kinderen
5.5
De vrouw stelt dat de behoefte van de kinderen € 460,- per maand bedraagt in 2016. Volgens de man bedraagt de behoefte van de kinderen € 400,- per maand in 2016.
5.6
Het hof gaat bij de bepaling van de behoefte van de kinderen uit van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van de samenleving, inclusief het kindgebonden budget waarop ten tijde van de samenleving aanspraak werd gemaakt en stelt op basis daarvan de behoefte ingevolge de NIBUD-tabellen vast. Het netto besteedbaar inkomen (hierna: NBI) wordt vastgesteld door het bruto inkomen en de werkelijke inkomsten uit vermogen, te verminderen met de belastingen en premies die daarover verschuldigd zijn.
De vrouw had blijkens de jaaropgaaf 2016 ten tijde van het uiteengaan een inkomen van € 34.992,- bruto per jaar. De man had destijds geen inkomen. Op basis van de jaaropgaaf van de vrouw en een kindgebonden budget van € 838,- per jaar bedroeg het NBI van de vrouw in 2016 € 2.323,- per maand. De behoefte bedroeg in 2016 op basis van het inkomen van de vrouw € 504,- per maand voor beide kinderen en geïndexeerd naar 2018 bedraagt de behoefte € 522,- per maand, naar 2019 € 533,- per maand en naar 2020 € 546,- per maand.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel II van het middel klaagt dat het hof in rov. 5.6 bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. In hoger beroep heeft de man aangevoerd dat de behoefte van de kinderen tezamen moet worden vastgesteld op € 400,-- per maand in 2016. Daartegenover heeft de vrouw gesteld dat de behoefte van de kinderen in 2016 € 460,-- per maand bedraagt. Het hof kon daarom de behoefte van de kinderen slechts vaststellen op een bedrag gelegen tussen de € 400,-- en € 460,-- per maand. Door de behoefte van de kinderen voor 2016 vast te stellen op € 504,-- per maand, is het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden. Ook de behoefte van de kinderen voor de daarop volgende jaren is daarmee onjuist berekend, aldus het onderdeel.
3.2
De klacht faalt. De rechtbank heeft een bedrag van € 200,-- per kind per maand aan kinderalimentatie vastgesteld. De man heeft in hoger beroep verzocht te bepalen dat hij geen kinderalimentatie is verschuldigd. Partijen streden in hoger beroep dus over de vraag op welk bedrag tussen € 0,-- en € 200,-- per kind per maand de kinderalimentatie moest worden vastgesteld. Het hof is door de kinderalimentatie te bepalen op € 51,-- met ingang van 15 november 2018, € 75,-- met ingang van 4 april 2019 en € 86,-- met ingang van 1 januari 2020 per kind per maand, binnen de grenzen van de rechtsstrijd gebleven. Het stond het hof daarbij vrij om, rekening houdend met het kindgebonden budget dat ten tijde van het huwelijk werd ontvangen, de behoefte van de kinderen op een hoger bedrag vast te stellen dan waarvan partijen uitgingen.
3.3
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
16 juli 2021.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 18 augustus 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2349.