ECLI:NL:HR:2021:1124

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
19/02591
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over illegale handel in beschermde inheemse vogels en vrijstelling onder de Flora- en faunawet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de illegale handel in beschermde inheemse vogels, specifiek de bosfazant, en de vraag of de verdachte kan worden ontslagen van rechtsvervolging op basis van een vrijstelling onder de Flora- en faunawet. De verdachte, geboren in 1952, had beroep ingesteld tegen de veroordeling voor het meermalen verkopen van deze beschermde diersoort.

De advocaat van de verdachte, J.L.J.M. van de Mortel, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarbij de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor de beslissingen inzake feit 1. De advocaat-generaal heeft ook geconcludeerd tot terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard, met verwijzing naar eerdere uitspraken, en heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze aan het oordeel van de Hoge Raad was onderworpen.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken, genummerd 19/02590 P en 19/02592 E, die eveneens betrekking hebben op vergelijkbare juridische vraagstukken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02591 E
Datum13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, economische kamer, van 17 mei 2019, nummer 21-003937-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Volgens de daarvan opgemaakte akten is het beroep niet gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. Namens de verdachte heeft J.L.J.M. van de Mortel, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissingen inzake feit 1, en tot terugwijzing naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Vervolgens heeft de advocaat-generaal aanvullend geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft op de conclusie en de aanvullende conclusie schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de verwerping door het hof van een beroep op vrijstelling.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 19/02592, ECLI:NL:HR:2021:1100.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en het tweede cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen zoals hiervoor onder 1 is weergegeven;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 juli 2021.