ECLI:NL:HR:2021:1100

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
19/02592
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over illegale handel in beschermde inheemse vogels en vrijstelling Flora- en faunawet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verdachte, een vennootschap, die beschuldigd werd van illegale handel in beschermde inheemse vogels, specifiek de bosfazant, in de periode van 20 mei 2010 tot en met 31 augustus 2012. De verdachte had een beroep gedaan op vrijstelling van rechtsvervolging op basis van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, maar het hof verwierp dit beroep. Het hof oordeelde dat de vereiste registratie niet had plaatsgevonden, omdat de medeverdachte had verklaard dat er geen administratie was bijgehouden. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof had miskend dat de registratie in de administratie, zoals bedoeld in het Besluit, slechts betrekking had op een administratie die door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie moest worden bijgehouden, en niet op een administratie die door de verdachte zelf moest worden gevoerd. Hierdoor was de verwerping van het beroep op vrijstelling niet toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof gedeeltelijk vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02592 E
Datum13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, economische kamer, van 17 mei 2019, nummer 21-003935-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Volgens de daarvan opgemaakte akten is het beroep niet gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. Namens de verdachte heeft J.L.J.M. van de Mortel, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissingen inzake feit 1, en tot terugwijzing naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Vervolgens heeft de advocaat-generaal aanvullend geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft op de conclusie en de aanvullende conclusie schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de verwerping door het hof van een beroep op vrijstelling.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“zij in de periode van 20 mei 2010 tot en met 31 augustus 2012 in Nederland meermalen, opzettelijk, dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een bosfazant (Phasianus colchicus), heeft verkocht,
- aan [betrokkene 1] en
- aan [betrokkene 2] en
- aan [betrokkene 3] en
- aan [betrokkene 4] en
- aan [betrokkene 5] en
- aan [betrokkene 6] .”
2.2.2
Het hof heeft een beroep op een ontslag van alle rechtsvervolging wegens het bestaan van een vrijstelling als volgt samengevat en verworpen:
“Namens verdachte is een beroep gedaan op de vrijstelling als bedoeld in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, hetgeen tot ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten leiden.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Artikel 5, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud) luidt als volgt:
“De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, alsmede voor eieren, nesten of producten van die vogels, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt, of indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, dat de betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voorzover:
a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;
b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en
c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.”
Artikel 8, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud) luidt als volgt:
“Door Onze Minister wordt een administratie bij gehouden waaruit blijkt aan wie, wanneer en met welke maten en registratienummers gesloten pootringen als bedoeld in artikel 6 zijn verstrekt.”
Uit het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de verklaringen van de vertegenwoordigers van verdachte, is vast komen te staan dat de hierboven genoemde registratie niet heeft plaatsgevonden.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft onder meer verklaard: “We hebben geen enkele keer ongeringde fazanten verkocht. Het is namelijk zo dat we anders administratie moeten bijhouden.” en “Het ringen heeft zijn voordelen, namelijk geen administratie en vrij vervoer van fazanten door het hele land.”
Derhalve kan het beroep op de vrijstelling niet slagen, is er sprake van een strafbaar feit en zal verdachte niet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.”
2.3
De volgende regelgeving is van belang:
- artikel 13 lid 1 onder a Flora en faunawet (oud):
“Het is verboden:
a. (...) dieren (...) behorende tot een (...) beschermde inheemse (...) diersoort (...) te verkopen (...)”
- artikel 75 lid 1 Flora en faunawet (oud):
“Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, vrijstelling worden verleend van de bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 18 bepaalde verboden.”
- artikel 5 lid 1 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: Besluit) (oud):
“De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, alsmede voor eieren, nesten of producten van die vogels, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt, of, indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, dat de betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voorzover:
a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;
b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en
c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.”
- artikel 8 Besluit (oud):
“Door Onze Minister wordt een administratie bijgehouden waaruit blijkt aan wie, wanneer en met welke maten en registratienummers gesloten pootringen als bedoeld in artikel 6 zijn verstrekt.”
2.4
Uit de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven overweging van het hof volgt dat het hof heeft miskend dat de in artikel 8 Besluit (oud) bedoelde registratie in een administratie slechts ziet op een door de - destijds - Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie te houden administratie en niet op enige door de verdachte te houden administratie. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht. Gelet hierop heeft het hof de verwerping van het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wegens het bestaan van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5 lid 1 Besluit (oud), niet toereikend gemotiveerd.
2.5
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, is het gegrond.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en het tweede cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen zoals hiervoor onder 1 is weergegeven;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 juli 2021.