ECLI:NL:HR:2021:1105

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
20/01639
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake onroerendezaakbelastingen en Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon woonachtig te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 april 2020, nummer 19/00333. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nummer SHE 18/2685) die betrekking had op een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [Q] voor het jaar 2018, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, vertegenwoordigd door G. van der Zanden, heeft hierop een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten beoordeeld.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten van belanghebbende niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het beroep in cassatie is ongegrond verklaard, en het arrest is openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/01639
Datum9 juli 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 april 2020, nr. 19/00333, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/2685) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [Q] voor het jaar 2018 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, vertegenwoordigd door G. van der Zanden, heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.