ECLI:NL:HR:2021:1104
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over immateriële schadevergoeding en proceskosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door S.A.J.T. Hoogendoorn, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2020. De zaak betreft een verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en een veroordeling in de proceskosten. Het bestuur van belastingsamenwerking Gemeenten & Hoogheemraadschap Utrecht, vertegenwoordigd door J.C.H. Haan en M. Vrisou van Eck, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.