ECLI:NL:HR:2021:1103
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 19 maart 2020. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X1] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2010 en een aanslag voor het jaar 2011, alsook de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door advocaat M.H.W.N. Lammers, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door [P]. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman concludeerde op 28 januari 2021 tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld en deze verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest met nummer 20/01460. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.