2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“I.
Een proces-verbaal van aangifte van 15 mei 2014, proces-verbaalnummer PL130920141204801, opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 01-03). Dit proces-verbaal houdt - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - in als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben eigenaar van eetcafé [A] en van [B] , beide gevestigd in de [a-straat] . Ik doe aangifte van het incident dat plaatsvond op de [a-straat] ter hoogte van [a-straat 1] in Amsterdam op 15 mei 2014. Omstreeks 14:30 uur zag ik dat een jongedame haar scooter op de standaard zette ter hoogte van [a-straat 1] en wegliep. Ik zag dat de buurvrouw [verdachte] , die woont op de [a-straat 1] (het hof begrijpt: de verdachte), naar buiten kwam en een papier op de scooter plakte. Ik weet dat zij voortdurend op fietsen en scooters die bij haar voor de deur staan zo’n papier plakt. Toen ik dat zag, ben ik naar haar toe gelopen. Ik heb het papier vervolgens van de scooter afgetrokken waarbij ik tegen [verdachte] zei dat ze moest ophouden met die onzin.
Ik ben hierop omgedraaid en teruggelopen. Na ongeveer drie à vier meter keek ik over mijn schouder. Ik zag dat [verdachte] weer naar binnen liep en opnieuw naar buiten kwam met een nieuw papier. Ik zag dat zij het papiertje weer op de scooter plakte. Ik ben hierop teruggelopen. Toen rende ze op mij af en zag ik dat ze duidelijk met opzet een trap tegen de scooter aangaf. Ik zag dat de scooter hierdoor op de rechterkant viel. Ik zag dat [verdachte] op een afstand van ongeveer 1 meter van mij stond toen ze de inhoud van een spuitbus in de richting van mijn ogen spoot. Ik herkende het als een gif voor vliegen. Ik zag dat [verdachte] met de spuitbus in mijn gezicht spoot. Ik voelde dat ze mij in mijn gezicht, rondom mijn ogen, raakte. In een reflex heb ik mijn ogen dichtgeknepen en mijn hoofd omgedraaid. Terwijl ik mijn hoofd omdraaide, voelde ik dat ze mijn wang en rechteroor ook raakte. Ik voelde dat de inhoud van de spuitbus begon te schuimen in mijn gezicht. Ik voelde een prikkeling in mijn ogen door het schuim. Op dit moment lijkt mijn zicht wat troebel.
II.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 27 juni 2014, proces-verbaalnummer 20141204802, opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 14-15). Dit proces-verbaal houdt - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - in als de op 15 mei 2014 afgelegde verklaring van [getuige] :
Ik kan u het volgende verklaren over de mishandeling en de vernieling (het hof begrijpt: gepleegd op 15 mei 2014 in de [a-straat] in Amsterdam). Mevrouw plakte een briefje op de scooter. Meneer stond ernaast en zei: “hou daarmee op”. Toen zag ik dat mevrouw een spuitbus pakte en deze leegspoot in meneer zijn gezicht. Daarna trapte zij de scooter om.
III.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 juni 2014, proces-verbaalnummer 2014120480-4, opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 18-23).
Dit proces-verbaal houdt - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - in als verklaring van de verdachte:
Op 15 mei 2014 stond een scooter voor mijn ingang (het hof begrijpt: van de woning aan de [a-straat 1] in Amsterdam). Ik pakte een briefje en plakte dit aan het stuur van de scooter, zodat degene van de scooter kon zien wat ik van ze verlang. Dat ze dus niet voor mijn deur moeten parkeren. [slachtoffer] zei tegen mij: “Je hebt gehoord wat de buurtregisseur heeft gezegd. Geen briefjes meer!”. Ik draaide mij om en pakte een nieuw briefje uit mijn huis alsmede een insectenspray. Ik wilde weer een poging wagen. Mocht het niet lukken, dan kon ik [slachtoffer] op afstand houden met mijn insectenspray. Ik bedoel hiermee dat ik hem zou sprayen, zodat hij niet meer aan mijn briefjes zou zitten. Ik richtte mijn insectenspray vervolgens in zijn richting; ik had mijn arm gestrekt. Ik daagde hem uit. Willens en wetens begon ik hem te sprayen omdat hij het briefje uit mijn hand trok , terwijl ik bezig was het briefje op te plakken.
IV.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 19 juni 2020. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 15 mei 2014 stond een scooter geparkeerd voor een van de vier voordeuren van mijn pand op de [a-straat 1] in Amsterdam. Als er rijwielen voor mijn huis staan geparkeerd, plak ik er een briefje op en dit zint [slachtoffer] niet. Deze keer zag hij mij een briefje opplakken. Hij pakte het briefje van het stuur. Ik pakte vervolgens binnen in de gang van mijn pand een nieuw briefje en nam de insectenspray mee die ernaast stond. [slachtoffer] stond een armlengte bij mij vandaan toen ik op hem spoot. Ik moest het briefje coûte que coûte op de scooter plakken.
V.
Een geschift, te weten een medische verklaring van 15 mei 2014 opgemaakt door Mathefen, behandelend arts in het BovenIJ ziekenhuis (doorgenummerde pagina 4). Dit geschrift houdt zakelijk weergegeven in:
[slachtoffer] had uitwendig waar te nemen letsel, namelijk roodheid en irritatie aan zijn rechteroog.”