ECLI:NL:HR:2021:1074
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 december 2020, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 24 februari 2020 werd behandeld. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroepschrift in cassatie ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 16 februari 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze aangetekende brief werd op het opgegeven adres afgeleverd. Belanghebbende heeft echter geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om het verzuim te herstellen, ondanks een verlenging van de termijn tot 12 april 2021.