Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
5.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
6.Beslissing
13 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1994, was aangeklaagd voor hennepteelt en heling van een iPhone. De feiten vonden plaats toen de verdachte 17 en 18 jaar oud was. De Hoge Raad behandelde twee belangrijke juridische vragen: de partiële verjaring in het geval van een voortdurend delict en de bewijsklacht met betrekking tot de opzetheling van de iPhone.
Ten eerste oordeelde de Hoge Raad dat de verjaringstermijn voor de hennepteelt, die onder de Opiumwet valt, zes jaar bedraagt. De verjaringstermijn begint op de dag na de pleegdatum van het feit. Aangezien de verdachte op het moment van het beëindigen van de hennepteelt 18 jaar oud was, was de halvering van de verjaringstermijn niet van toepassing. Dit leidde tot de conclusie dat het recht tot strafvordering niet was vervallen.
Ten tweede werd de bewijsklacht over de heling van de iPhone behandeld. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte wist dat de iPhone een door misdrijf verkregen goed was, omdat hij geen aannemelijke verklaring had gegeven over de herkomst van de telefoon. De verklaring van de vriendin van de verdachte werd als betrouwbaar beschouwd, terwijl de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig werd geacht. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het hof, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig dagen en een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren.