ECLI:NL:HR:2021:1032

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
20/03814
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van uitlevering van opgeëiste persoon aan Turkije voor dubbele moord en poging tot moord

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2020, waarin de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Republiek Turkije werd toegestaan. De opgeëiste persoon wordt verdacht van medeplegen van dubbele moord en poging tot moord in het drugsmilieu. De Hoge Raad heeft het beroep van de opgeëiste persoon beoordeeld, waarbij het middel was gericht tegen de verwerping van het beroep op een dreigende schending van het recht op een eerlijk proces, onder andere vanwege het lidmaatschap van de opgeëiste persoon van de oppositiepartij HDP.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak geen bijlage heeft gevoegd, waardoor de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, niet voldoende zijn omschreven. Dit gebrek heeft de Hoge Raad geconstateerd en besloten om dit verzuim te herstellen. De Hoge Raad verklaart de uitlevering toelaatbaar voor de feiten zoals omschreven in het uitleveringsverzoek van de Turkse autoriteiten, dat gedateerd is op 19 december 2019 en afkomstig is van het Istanbul Anadolu Chief Public Prosecutor’s Office.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar uitsluitend voor zover deze niet voldoende feiten heeft vermeld die de uitlevering rechtvaardigen. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, waarmee de beslissing van de rechtbank gedeeltelijk wordt hersteld en de uitlevering wordt toegestaan voor de gespecificeerde feiten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03814 U
Datum29 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2020, nummer RK 20/1307, op een verzoek van de Republiek Turkije tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft C.C. Polat, advocaat te Breukelen UT, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover de rechtbank heeft verzuimd de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, genoegzaam te vermelden, tot toelaatbaarverklaring van de uitlevering ter zake van de in het uitleveringsverzoek, afkomstig van het Istanbul Anadolu Chief Public Prosecutor’s Office, gedateerd 19 december 2019, onder het opschrift “FACTS ABOUT HOW THE CRIME WAS COMMITTED” vermelde feiten, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van de rechtbank

3.1
De rechtbank heeft de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Republiek Turkije toelaatbaar verklaard ter strafvervolging “ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals vermeld op het tussen [ ] geplaatste deel van de bijlage”.
3.2
Aan de uitspraak van de rechtbank is echter geen bijlage gehecht zodat deze daarom niet een voldoende omschrijving van de feiten bevat waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad zal dit verzuim herstellen door de uitlevering toelaatbaar te verklaren voor de feiten die zijn omschreven in het hierna te noemen door de verzoekende Staat bij het uitleveringsverzoek overgelegde stuk.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar uitsluitend voor zover de rechtbank heeft verzuimd de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, toereikend te vermelden;
- verklaart de uitlevering toelaatbaar voor de feiten zoals omschreven in het document getiteld “Republic of Turkey. Istanbul Anadolu Chief Public Prosecutor’s office” van Olcay Aksoy, Istanbul Anadolu Public Prosecutor, van 19 december 2019;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 juni 2021.