ECLI:NL:HR:2021:1000

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
20/00932
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over weigering uitkering onder aansprakelijkheidsverzekering na omkoping

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Seatrade c.s. tegen verschillende verzekeraars. De zaak betreft de weigering van een uitkering onder een aansprakelijkheidsverzekering, waarbij de verzekerde in rechte aansprakelijk was gesteld voor omkoping. De Hoge Raad heeft de klachten van Seatrade c.s. over het arrest van het gerechtshof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De verzekeraars hadden een verweerschrift ingediend tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep en tevens een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft het incidentele beroep niet behandeld, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en Seatrade c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 9.168,07, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00932
Datum25 juni 2021
ARREST
In de zaak van
1. SEATRADE GROUP N.V.,
gevestigd te Curaçao,
2. SEATRADE REEFER CHARTERING N.V.,
gevestigd te Curaçao,
3. SEATRADE HOLDING B.V.,
gevestigd te Groningen,
4. SEATRADE GRONINGEN B.V.,
gevestigd te Groningen,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: Seatrade c.s.,
advocaat: R.L.M.M. Tan,
tegen
1. MS AMLIN INSURANCE S.E.,
gevestigd te Brussel, België,
2. NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., als rechtsopvolgster van DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V., voorheen genaamd REAAL SCHADEVERZEKERING N.V,
gevestigd te Amstelveen,
4. BALOISE BELGIUM N.V.,
gevestigd te Antwerpen, België,
5. ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
6. NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V, als rechtsopvolgster van DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V., die op haar beurt rechtsopvolgster was van O.W.J. SCHLENCKER ASSURADEUREN B.V., in hoedanigheid van gevolmachtigde van bepaalde partijen,
gevestigd te Amsterdam,
7. ANSVAR VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V,
gevestigd te Amsterdam,
8. HDI GLOBAL S.E.,
gevestigd te Hannover, Duitsland,
9. AIG EUROPE S.A.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
voorheen genaamd AIG EUROPE LIMITED, en toen gevestigd te Londen, Groot-Brittannië,
10. N.V. SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ MAAS LLOYD,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: de verzekeraars,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en L.V. van Gardingen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/10/244632 / HA ZA 05-2368 van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2010 en 2 december 2015;
het arrest in de zaak 200.190.739/02 van het gerechtshof Den Haag van 10 december 2019.
Seatrade c.s. hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De verzekeraars hebben een verweerschrift ingediend tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep dat gericht is tegen verweersters onder 3, 6, 8, en 10, en tot verwerping voor het overige. De verzekeraars hebben tevens voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Seatrade c.s. hebben in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de verzekeraars mede door M.E.B. de Gans.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt in het principaal cassatieberoep tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen verweerster onder 3 en tot verwerping van het beroep tegen verweersters onder 1, 2 en 4 tot en met 10. De conclusie in het incidentele cassatieberoep strekt tot verwerping.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt Seatrade c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de verzekeraars begroot op € 6.968,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Seatrade c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 juni 2021.