Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
2 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een strafrechtelijke vervolging voor straatroof in Breda, waarbij de verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld op de openbare weg, zoals omschreven in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat M. Broere cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. Een belangrijk punt van discussie was de schending van het ondervragingsrecht, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat het hof verklaringen van de aangever heeft gebruikt voor bewijs, terwijl de verdediging de aangever in geen enkel stadium van het geding heeft kunnen ondervragen. Dit roept vragen op over de eerlijkheid van het proces en de waarborgen die zijn bedoeld om de rechten van de verdediging te beschermen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten dat de klachten van de verdachte niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen.