Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
2 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 september 2018. De verdachte, geboren in 1962, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van eenvoudige bankbreuk, zoals omschreven in artikel 340.3 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat A.G. van den Biezenbos uit Eindhoven. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.