ECLI:NL:GHSHE:2018:4128

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 september 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
20-003867-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake eenvoudige bankbreuk en administratieplicht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1962, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 6 december 2016, waarin hij was veroordeeld voor het niet voldoen aan de administratieverplichtingen van de failliete rechtspersoon [benadeelde]. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte], zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige bankbreuk door de administratie van [benadeelde] niet in ongeschonden staat tevoorschijn te brengen, waardoor de curator niet in staat was om de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming vast te stellen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, maar heeft het beroep van de verdachte tegen de beslissing van de rechtbank voor een deel niet-ontvankelijk verklaard. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldoende bewijs was dat de gestelde schade door het handelen van de verdachte was veroorzaakt. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 340 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003867-16
Uitspraak : 24 september 2018
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 6 december 2016 in de strafzaak met parketnummer 01-993304-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, opnieuw rechtdoende de verdachte zal vrijspreken van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde, het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De verdediging heeft vrijspraak van alle varianten van het onder 3 ten laste gelegde bepleit.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ter zake van het onder 4 ten laste gelegde, nu er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, te weten schending van het ne bis in idem beginsel. Hoewel op grond van artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering niet is uitgesloten dat de verdachte tegen deze beslissing hoger beroep instelt, is het hof van oordeel dat de verdachte ten aanzien van dit feit in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het ontbreken van enig in rechte te respecteren belang bij het rechtsmiddel.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
3.
[medeverdachte] , als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [benadeelde] ., welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 6 mei 2014 in staat van faillissement is verklaard, tezamen en in vereniging met hem, verdachte, en/of met een ander of anderen, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 05 februari 2015 te Papendrecht en/of Hazeldonk en/of Zutphen en/of in de gemeente Breda en/of Apeldoorn en/of te Zwijndrecht, in ieder geval in Nederland, en/of Hoogstraten en/of Loenhout, in ieder geval in België,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde rechtspersoon, (telkens)
- ( een of meer van) de voertuig(en) (en/of de leasecontracten ten aanzien van
deze voertuig(en)) met de kentekenpla(a)t(en) [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of
[kenteken 3] en/of [kenteken 4] en/of [kenteken 5] en/of [kenteken 6] en/of [kenteken 7] en/of
[kenteken 8] en/of [kenteken 9] en/of [kenteken 10] in elk geval een of meer
voertuig(en) (en/of leasecontract(en)), aan de boedel van voornoemde
rechtspersoon heeft onttrokken door dit/die voertuig(en) (en/of dat/die
leasecontract(en)) (telkens) over te dragen aan en/of over te schrijven naar
een of meer derden en/of een of meer andere ondernemingen/rechtspersonen
en/of dit/die voertuig(en) (en/of leasecontract(en)) (daardoor) buiten het
beheer en/of bereik van de curator in het (latere) faillissement te brengen
en/of te houden (sub 1) en/of
- ( een of meer van) voornoemd(e) voertuig(en) (en/of de leasecontract(en) ten
aanzien van deze voertuigen) om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde
heeft vervreemd door dit/deze voertuig(en) (en/of leasecontract(en)) om niet
over te dragen aan en/of over te schrijven naar een of meer derden en/of een
of meer andere ondernemingen/rechtspersonen (sub 2)
- niet voldaan heeft aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van - het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of
- het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en/of (andere) gegevensdragers als in dat/die artikel(en) bedoeld, door – na daartoe uitgenodigd en/of aangemaand, althans benaderd, te zijn door de curator dan wel – ondanks de op hem rustende daartoe strekkende verplichting – aan de curator niet de beschikbare administratie te overhandigen (sub 4);
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
[benadeelde] , welk bedrijf bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen op 6 mei 2014 in staat van faillissement is verklaard, tezamen en in vereniging met verdachte en/of [medeverdachte] en/of een of meer anderen en/of een ander op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 05 februari 2015 te Papendrecht en/of Hazeldonk en/of Zutphen en/of Apeldoorn en/of Zwijndrecht en/of in de gemeente Breda, in ieder geval in Nederland, en/of in Hoogstraten en/of Loenhout, in ieder geval in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen of een ander, althans alleen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde rechtspersoon, (telkens)
- ( een of meer van) de voertuig(en) (en/of de leasecontract(en) ten aanzien van deze voertuigen) met de kentekenpla(a)t(en) [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of [kenteken 3] en/of [kenteken 4] en/of [kenteken 5] en/of [kenteken 6] en/of [kenteken 7] en/of [kenteken 8] en/of [kenteken 9] en/of [kenteken 10] in elk geval een of meer voertuigen (en/of leasecontracten), aan de boedel van voornoemde rechtspersoon heeft onttrokken door dit/die voertuig(en) (en/of die leasecontract(en)) (telkens) over te dragen aan en/of over te schrijven naar een of meer derden en/of (een) andere onderneming(en)/rechtsperso(o)n(en) en/of dit/die voertuig(en) (en/of leasecontract(en)) (daardoor) buiten het beheer en/of bereik van de curator in het (latere) faillissement te brengen en/of te houden (sub 1) en/of
- ( een of meer van) voornoemd(e) voertuig(en) (en/of leasecontract(en)) om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd of door dit/deze voertuig(en) (en/of leasecontract(en)) om niet over te dragen aan en/of over te schrijven naar een of meer derden en/of (een) andere onderneming(en)/rechtsperso(o)n(en) (sub 2) en/of - niet voldaan heeft aan de op hem/hen rustende verplichtingen ten opzichte van - het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of - het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en/of (andere) gegevensdragers als in dat/die artikel(en) bedoeld, door – na daartoe uitgenodigd en/of aangemaand, althans benaderd, te zijn door de curator dan wel – ondanks de op hem/hen rustende daartoe strekkende verplichting – aan de curator niet de beschikbare administratie te overhandigen (sub 4);
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
[benadeelde] , in de periode van 6 mei 2014 tot en met 5 februari 2015 te Papendrecht en/of Hazeldonk en/of Zutphen, in ieder geval in Nederland en/of Hoogstraten en/of Loenhout, in ieder geval in België, terwijl [benadeelde] bij vonnis van 6 mei 2014 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, in staat van faillissement is verklaard, tezamen en in vereniging met verdachte en/of [medeverdachte] , de boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers waarmee [benadeelde] ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een administratie heeft gevoerd en/of de boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers die [benadeelde] ingevolge dat artikel heeft bewaard, niet in ongeschonden staat tevoorschijn heeft gebracht;
meest subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
dat [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 6 mei 2014 tot en met 5 februari 2015 te Papendrecht en/of Hazeldonk en/of Zutphen, in elk geval in Nederland en lof te Hoogstraten en/of Loenhout, in elk geval in België,
als feitelijk bestuurder van [benadeelde] ., welke B.V. bij vonnis van 6 mei 2014 van de rechtbank Zutphen in staat van faillissement was verklaard, tezamen en in vereniging met hem, verdachte,
terwijl deze [medeverdachte] en hij, verdachte, wist(en) dat deze B.V. failliet was verklaard,
heeft nagelaten de middellijk bestuurder (natuurlijk persoon [middellijk bestuurder] (tevens katvanger)) van deze B.V. in te lichten en/of contact hiermee te onderhouden over de administratie en/of de boekhouding en de (mogelijke) vindplaats hiervan
en/of heeft nagelaten deze boekhouding ter beschikking te stellen van die [middellijk bestuurder] en/of heeft nagelaten de curator van genoemde B.V. in het faillissement op de hoogte te stellen van de (mogelijke) verblijfplaats van die de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers,
waardoor het aan hem, verdachte, en/of zijn mededader te wijten is
dat aan de in artikel 10,eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen niet is voldaan
of dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens die artikelen
administratie gevoerd is, en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat werden te voorschijn gebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde te komen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[benadeelde] in de periode van 6 mei 2014 tot en met 5 februari 2015 te Hazeldonk en/of Zutphen, terwijl [benadeelde] bij vonnis van 6 mei 2014 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, in staat van faillissement is verklaard, tezamen en in vereniging met verdachte, de boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers waarmee [benadeelde] ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een administratie heeft gevoerd en de boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers die [benadeelde] ingevolge dat artikel heeft bewaard, niet in ongeschonden staat tevoorschijn heeft gebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2015 (pg. 08 016 – 08 019 van het proces-verbaal zaakdossier Fraude, onderzoek Irtok, proces-verbaalnummer 1415-0621 [het hof begrijpt: 14154-0621], map 1), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [aangever]:
Ondergetekende,
[aangever]
[adres 2]
is bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen d.d. 06-05-2014 benoemd tot curator in het faillissement van:
naam: [benadeelde] .
adres: [adres 3]
inschrijvingsnr. KvK: [KvK-nummer 1]
Deze aangifte richt zich onder andere tegen [medeverdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , en [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962.
Hierbij doe ik aangifte terzake van vermoedelijke overtreding van artikel 340, 342 en 343 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting van de aangifte dient het volgende:
[middellijk bestuurder] was ten tijde van het faillissement de bestuurder en tevens enig aandeelhouder. Op 6 mei 2014 ben ik naar het woonadres van [middellijk bestuurder] te Zutphen gegaan. Daar heb ik met [middellijk bestuurder] gesproken en die heeft mij verteld dat hij via [verdachte] uiteindelijk de eigenaar en bestuurder is geworden van [benadeelde] (nader te noemen [benadeelde] ) terwijl dit volgens hem niet de bedoeling was.
[middellijk bestuurder] vertelde mij dat hij problemen had met wat internetbedrijfjes en dat hij via diverse personen bij [verdachte] terecht is gekomen en die zou die problemen kunnen oplossen. [verdachte] had aangegeven de aandelen te kopen van die bedrijfjes. Toen zijn ze naar notaris [notaris] gegaan in Arnhem. Notaris [notaris] is later als notaris geschrapt. Het resultaat was dat [verdachte] niet de aandelen van de internetbedrijfjes had overgenomen maar dat [middellijk bestuurder] de aandelen van [bedrijf 1] had gekregen en daarmee tevens eigenaar van [benadeelde] is geworden.
Ik heb aan [middellijk bestuurder] aangegeven dat hij als bestuurder verantwoordelijk is voor de administratie en hem gevraagd om deze aan mij af te staan. [middellijk bestuurder] gaf aan niets te hebben en ook geen administratie gevoerd te hebben nu hij niet eens wist dat hij eigenaar en bestuurder was van [benadeelde] . Ik heb getracht om [verdachte] te pakken te krijgen. Dit is ook in mei 2014 geweest maar helaas nooit gelukt. Hierop heb ik contact gehad met de politie en met de Belastingdienst en men zou later bij mij terug komen inzake het dossier [benadeelde] . Ik heb vanaf mei 2014 tot heden geen handelingen meer verricht inzake [benadeelde] .
Ik heb als curator de navolgende administratie nodig want ik moet de rechten en verplichtingen kunnen herleiden. Ik moet een bijgewerkte debiteuren en crediteuren administratie hebben aangevuld met de bankafschriften zodat ik het verloop kan zien. Bij voorkeur ook een grootboek administratie. De administratieplicht staat vermeld in artikel 2:10 BW.
Gelet op het vorenstaande ben ik van oordeel dat [verdachte] dan wel [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan eenvoudige bankbreuk omdat bovengenoemde personen niet hebben voldaan aan de op hen rustende verplichting tot het in ongeschonden staat tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en geschriften, waardoor ik niet heb kunnen controleren of er (meer) baten in dit faillissement zijn en meer algemeen de rechten en verplichtingen van [benadeelde] niet heb kunnen vaststellen, zodat rechten van de schuldeisers kunnen zijn/worden verkort.
Gelet op het vorenstaande ben ik van oordeel dat de bestuurder/commissaris van de rechtspersoon zich heeft schuldig gemaakt aan eenvoudige bankbreuk, omdat aan hem/haar te wijten is dat niet is voldaan aan de verplichting krachtens wettelijke bepalingen tot het voeren en/of bewaren van een administratie en/of tot het In ongeschonden staat tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en geschriften, waardoor ik niet heb kunnen controleren of er (meer) baten In dit faillissement zijn en meer algemeen de rechten en verplichtingen van [benadeelde] niet heb kunnen vaststellen, zodat de rechten van de schuldeisers kunnen zijn/worden verkort. Dat dit te wijten is aan [verdachte] dan wel [medeverdachte] blijkt uit de verklaring van [middellijk bestuurder] en het reeds gedane onderzoek door de politie.
2. Het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, insolventienummer: [insolventienummer] , d.d. 6 mei 2014, (pg. 08 016 – 08 019 van het proces-verbaal zaakdossier Fraude, onderzoek Irtok, proces-verbaalnummer 1415-0621 [het hof begrijpt: 14154-0621], map 1) voor zover inhoudende:
insolventienummer: [insolventienummer]
uitspraakdatum: 6 mei 2014

De beslissing

De rechtbank:
 verklaart in staat van faillissement:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[benadeelde] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KvK-nummer 1] ,
statutair gevestigd [plaats] ,
vestigingsadres: [adres 3] ;
 benoemt tot rechter-commissaris mr. P.F.A. Bierbooms,
en tot curator [aangever]
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 12 februari 2015 (pg. 01 101- 01 105, met bijlagen, van het proces-verbaal zaak [benadeelde] , onderzoek Irtok, proces-verbaalnummer 14154-0206, map 1), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van getuige [middellijk bestuurder]:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
In 2013 besloot ik met een kameraad, [betrokkene 1] , een internetbedrijf nieuw leven in te blazen. Dit bedrijf had de naam [bedrijf 2] . Ik zou de directeur van dit bedrijf worden. (...) Na ongeveer 2 maanden kwamen de eerste rekeningen binnen van oude schulden van het bedrijf [bedrijf 2] . Dit waren rekeningen van 2010 van de Kvk over opstartgelden, bekeuringen van CJIB van snelheidsovertredingen van personenauto's die op naam stonden van het bedrijf [bedrijf 2] . Toen ik [betrokkene 1] hierop aansprak waar hij mij in had meegesleept, bracht [betrokkene 1] mij in contact met [verdachte] . [verdachte] stelde voor om het bedrijf [bedrijf 2] onder te brengen in [bedrijf 1] , die op naam van [verdachte] stond. Ik zou dan van alle kopzorgen af zijn. (...) Ik ben naar een notaris gegaan en daar zou [bedrijf 2] dus op naam van [bedrijf 1] worden gezet. [verdachte] had aangegeven dat we naar de notaris zouden en dat ik daar van alle kopzorgen zou worden verlost. De notaris heeft een korte beschrijving van wat er zou gaan gebeuren, ik weet niet meer wat de notaris allemaal heeft verteld. Het was een kantoor in Arnhem. Ik kwam er pas later achter dat [bedrijf 1] en [benadeelde] op mijn naam stonden. Dat was omdat mijn vader zei dat ik in de krant stond vanwege die diefstallen met die trailers. Toen ben ik er pas achter gekomen. Niet eerder.
V: Op welke datum, heb je [bedrijf 1] op naam gekregen?
A: Dat weet ik niet meer, [verdachte] had alle papieren meegenomen. Hij zou een kopie maken en die aan mij geven maar die heb ik nooit gekregen.
V: wat heb je moeten betalen voor de overname?
A: Niet, [verdachte] heeft alles betaald.
V: Hoe bent u op deze locatie gekomen?
A: Ik ben zelfstandig daar naar toe gegaan, ik ben niet met [verdachte] daar naar toe gegaan.
V: Heb jij nog een vergoeding gekregen voor het op naam zetten?
A: Nee. want ik zou dus van die schuldenlast afraken, dat was ruim 10.000 euro, daar was ik dus blij mee dat het van mijn naam zou gaan. Ik heb verder niets gekregen bij de notaris.
V: Heeft u nog contact gehad met deze personen na de overdracht?
A: Ik heb helemaal geen contact meer gehad met [verdachte] of de notaris.
V: Welke werkzaamheden heeft u voor [benadeelde] of [bedrijf 1] verricht?
A: Ik heb nooit werkzaamheden verricht.
(...)
V: Kunt u de personen omschrijven die betrokken zijn bij [benadeelde] of [bedrijf 1] ?
A: Nee, alleen [verdachte] , dat is de enige met wie ik in contact ben gekomen.
(...)
V: Met wie heeft u nog contact gehad na het faillissement van [benadeelde] in relatie tot deze onderneming?
A: Nee, helemaal niet, ik heb een vonnis gekregen van de rechtbank, dat is het faillissement vonnis. Dat heb ik gekregen van de curator.
V: Heeft u contact gehad met de curator?
A: Ja die is bij me thuis geweest.
V: Heeft de curator nog stukken aan u gevraagd?
A: Ja, ik heb alle papieren van [benadeelde] bij hem afgegeven.
V: U heeft documenten aan hem gegeven maar heeft de curator ook aan u stukken gevraagd?
A: Ja, maar ik heb alles gegeven wat ik thuis had.
V: Was u in het bezit van de boekhouding van [bedrijf 1] en [benadeelde] ?
A: Nee. die had ik niet.
V: Weet u waar die administratie is of was?
A: Nee, ik kreeg wel iets binnen per post maar die bewaarde ik. Toen kwam de curator en die heb ik alles meegegeven. (...)
A: [verdachte] heeft mij nooit verteld dat ik [bedrijf 1] op naam zou krijgen. Ik heb daar maar 5 minuten binnen gezeten, nog niet eens.
V: Heeft de notaris gezegd dat u [bedrijf 1] op naam zou krijgen?
A: Nee, dat heb ik niet van hem begrepen, dat heeft hij niet gezegd.
4. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 5 november 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [middellijk bestuurder] :
Ik ben zelfstandig naar de notaris gegaan. Ik heb de heer [verdachte] daar ontmoet voor het eerst. U raadsman houdt mij voor dat in de akte staat dat de hele administratie door de verkoper is overgedragen. Dat is niet aan mij voorgelezen. Ik heb niet getekend voor overname van de administratie. Ik heb geen geld betaald voor de overname van mijn bedrijven. Ik heb ook geen geld gekregen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2014 (pg. 01 038 – 01 041 van het proces-verbaal zaak [benadeelde] , onderzoek Irtok, proces-verbaalnummer 14154-0206, map 1), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Ik heb een nader onderzoek ingesteld naar de gegevens van de onderstaande twee rechtspersonen:
[benadeelde] . (KvK nummer [KvK-nummer 1] )
[bedrijf 1] . (KvK nummer [KvK-nummer 2] )
Ik heb via de website van de Kamer van Koophandel alle beschikbare gegevens omtrent de voormelde twee rechtspersonen opgevraagd en bekeken.
[benadeelde] . heeft van 29 juli 2009 tot heden als aandeelhouder [bedrijf 1] . gehad.
Uit de handelsregisterhistorie blijkt dat de vennootschap vanaf juni 1999 de volgende bestuurders heeft gehad:
van
tot
Bestuurder
15 juni 1999
29 juli 2009
[bestuurder 1]
29 juli 2009
01 januari 2012
[bedrijf 1] .
15 januari 2010
01 januari 2013
[medeverdachte]
01 januari 2013
01 juni 2013
[bedrijf 4]
01 januari 2013
Heden
[bedrijf 1] .
De rechtspersoon is met ingang van 06 mei 2014 in staat van faillissement verklaard.
Uit de handelsregisterhistorie blijkt dat [bedrijf 1] . vanaf juni 2002 de volgende aandeelhouders heeft gehad:
van
tot
aandeelhouder
17 juni 2002
onbekend
[aandeelhouder]
23 januari 2008
onbekend
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962
11 oktober 2013
heden
[middellijk bestuurder]
Uit de handelsregisterhistorie blijkt dat [bedrijf 1] . vanaf juni 2002 de volgende bestuurders heeft gehad:
van
tot
bestuurder
17 juni 2002
23 januari 2008
[aandeelhouder]
23 januari 2008
26 september 2013
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962
26 september 2013
11 oktober 2013
[bestuurder 2]
11 oktober 2013
heden
[middellijk bestuurder]
6. De notariële akte van aandelenoverdracht ( [bedrijf 1] .) d.d. 11 oktober 2013 (productie 1 pleitnotities eerste aanleg mr. T. Šandrk), voor zover inhoudende
De akte vermeldt dat de verkoper, medeverdachte [verdachte] , in hoedanigheid van enig en zelfstandig bevoegd bestuurder van [bedrijf 1] , de aandelen in deze vennootschap heeft overgedragen aan de koper, de heer [middellijk bestuurder] . Op pagina 6 onder het kopje “BALANS GARANTIES DOOR DE VERKOPER AAN DE KOPER TEN AANZIEN VAN DEN VENNOOTSCHAP” onder 1 staat vermeld, dat de gehele administratie waaronder de gehele financiële administratie en overeenkomsten) van de vennootschap door de verkoper aan de koper per heden (rb. lees:11 oktober 2013) is overgedragen. Op pagina 7 staat onder het kopje EEN DEELNEMING vermeld dat tot het vermogen van de vennootschap behoort en blijft behoren alle aandelen in [benadeelde] .
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2014 (pg. 01 305 – 01 317 van het proces-verbaal zaak [benadeelde] , onderzoek Irtok, proces-verbaalnummer 14154-0206, map 1), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]:
Op 6 september 2013 wordt er een indeplaatsstellingsovereenkomst getekend betreffende de huur van een bedrijfspand aan [locatie] . Deze huurovereenkomst is aangegaan door [benadeelde] . en de opvolgende huurder is [bedrijf 3] [medeverdachte] tekent deze indeplaatsstellingsovereenkomst namens zowel [benadeelde] als [bedrijf 3] . Van [benadeelde] was hij op dat moment geen bestuurder en beschikte hij volgens de Kamer van Koophandel ook niet over een volmacht.
Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [medeverdachte] van 15 januari 2010 tot en met 1 januari 2013 bestuurder is geweest van [benadeelde] , hierna is het bedrijf [bedrijf 4] bestuurder geweest van 1 januari 2013 tot en met 1 juni 2013. Het bedrijf [bedrijf 4] is failliet verklaard. Tezamen met [bedrijf 4] was [bedrijf 1] . bestuurder vanaf 1 januari 2013 tot en met het faillissement. [medeverdachte] is ook gevolmachtigde geweest van [benadeelde] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 5 februari 2013.
8. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 maart 2015 (pg. 01 249- 01 255, met bijlagen, van het proces-verbaal zaak [benadeelde] , onderzoek Irtok, proces-verbaalnummer 14154-0206, map 1), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van getuige [getuige]:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
V: Wat kunt u vertellen over [benadeelde] .
A: Ik heb [benadeelde] gekocht samen met een Italiaan en deze Italiaan zou het op naam zetten. Wij namen het over van [verdachte] . Eigenlijk namen we [bedrijf 1] over waar [benadeelde] weer aan hing. Later bleek dat er schulden aan hingen en dat er vrachtauto's niet in de BV zaten die er wel in zouden moeten zitten.
Het hele zaakje was afkomstig van [medeverdachte] maar [verdachte] regelde de hele overdracht.
V: Van wie was het bedrijf [benadeelde] ?
A: Feitelijk leiding geven deed volgens mij [medeverdachte] want die deed de planning. [verdachte] deed de boekhouding maar wist wel meer van het bedrijf.
V: Hoe is de overdacht in zijn werk gegaan?
A: [verdachte] regelde alles bij notaris [notaris] in Arnhem. Volgens mij is die [notaris] ook geen notaris meer. Ik betaalde er 10.000 euro voor. Deze heb ik contant betaald aan [verdachte] . Eerst ongeveer 6000 euro contant in een hotel in Arnhem en de rest zou betaald worden als de vrachtauto's er waren. Die kwamen niet dus uiteindelijk is deze deal weer terug gedraaid.
V: Waar is/was het hoofdkantoor van [benadeelde] gevestigd?
A: De bedrijvigheid vond plaats op [locatie] , bedrijventerrein in Breda van [medeverdachte] . Er was een nep kantoor in Papendrecht, soort postadres.
V: Wie deed de administratie van [benadeelde] ?
A: [verdachte] , dat werd ook steeds zo gezegd door hem en [medeverdachte] . Als ik in [locatie] op het bedrijf van [medeverdachte] was, was [verdachte] er ook meestal. Eigenlijk deed [verdachte] de financiën en [medeverdachte] zorgde voor het vervoer.
V: Heeft u ooit iets van administratie van [benadeelde] en/of [bedrijf 1] ontvangen?
A: Nee, want binnen een week was het helemaal teruggedraaid.
9. Het proces-verbaal van verhoor door de federale gerechtelijke politie Antwerpen d.d. 6 augustus 2015 (pg. 1 965- 1 972 van het 1e aanvullend proces-verbaal algemeen dossier, zaak Irtok, proces-verbaalnummer 14154-0873), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Wat kunt u ons vertellen over [benadeelde] en [bedrijf 1] ?
A: Van [benadeelde] ben ik directeur geweest. [benadeelde] hing onder [bedrijf 1] . Ik stuurde de auto's aan en [verdachte] deed er de boekhouding. Op zeker moment was er een probleem met betalingen voor leveringen. Op zeker moment liet [verdachte] weten dat hij [bedrijf 1] en [benadeelde] zou verkopen aan [koper] . Ik heb hem dat afgeraden. Uiteindelijk is de overdracht aan [koper] doorgegaan, maar terug ingetrokken. (...) Er zijn na de intrekking van het akkoord met [koper] blijkbaar nog onderhandelingen geweest en er is een zekere [middellijk bestuurder] naar boven gekomen, die heeft de zaak overgenomen.
(...) Na de overdracht aan [middellijk bestuurder] heb ik nog kunnen beschikken over de rekeningen. (...) Van de rekeningen van [benadeelde] liepen er nog betalingen voor personeel, de lease van de vrachtwagens, telefoonkosten en andere normale dingen.
10. Het proces-verbaal van verhoor door de federale gerechtelijke politie Antwerpen d.d. 14 september 2015 (pg. 1 993- 1 1006 van het 1e aanvullend proces-verbaal algemeen dossier, zaak Irtok, proces-verbaalnummer 14154-0873), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Vanaf wanneer tot wanneer was u directeur van [benadeelde] ?
A: Dat weet ik niet meer. [verdachte] heeft mij directeur gemaakt. Dat is later weer veranderd.
V: Van wie was het bedrijf [benadeelde] in die periode?
A: Van [verdachte] maar ik draaide ermee. Tot aan de verkoop waren wij beiden de baas. Maar ik had de overhand. [verdachte] deed de administratie en ik deed alles praktisch. Als ik bijv. een nieuwe printer wilde hebben dan kocht ik die. Ook grotere zaken, zoals vrachtwagens aanschaffen, deed ik. Aansturen en aannemen van mensen deed ik. Huren van een locatie deed ik, maar [verdachte] ook wel eens. [locatie] heb ik gedaan.
V: Waar lag de administratie van [benadeelde] toen u de eigenaar was?
A: Op [locatie] . [verdachte] had misschien iets liggen maar echt het grote deel lag op [locatie] .
V: Wie konden er allemaal bij deze administratie?
A: Iedereen, stond gewoon in een kast op [locatie] .
V: Wie deed deze administratie?
A: Dat was [verdachte] . [verdachte] deed alles met de administratie. Ik deed niks. Ik schreef wel eens een factuur op een kladje, maar verder niets.
V: Toen [benadeelde] voor de eerste keer werd overgedragen aan [koper] , waar was de administratie toen?
A: Dat stond allemaal op [locatie] .
V: Wie heeft de administratie meegenomen?
A: Dat heeft [verdachte] gedaan.
V: Waar was de administratie toen deze werd overgedragen aan [middellijk bestuurder] ?
A: Die was dus bij [verdachte] . [benadeelde] werd overgedragen aan [koper] , het werd daarna overgedragen aan [middellijk bestuurder] .
V: Waar is de administratie nu?
A: Dat weet ik niet. Weet ik echt niet.
V: Wanneer hoorde u dat [benadeelde] failliet was verklaard?
A: Dat hoorde ik van [verdachte] . Wanneer dat was, weet ik niet. De curator heeft ook een keer naar [verdachte] gebeld en toen heeft [verdachte] of de telefoon niet opgenomen of gezegd dat hij het maar kon bekijken. [verdachte] heeft verder niets met de curator gedaan.
V: Heeft u contact gehad met de curator?
A: Nee, helemaal niet.
V: Wat is de reden geweest dat u geen contact heeft gehad met de curator?
A: Waarom moet ik die man bellen? Ik heb geen idee.
V: Toen u [benadeelde] voor de eerste keer verkocht aan [koper] , wat kunt u vertellen over de financiële situatie van [benadeelde] op dat moment?
A: Naar mijn mening goed, als het gewoon zo was blijven lopen dan had het nu nog wel gedraaid.
V: Toen u [benadeelde] voor de tweede verkocht maar dan aan [middellijk bestuurder] , wat kunt u vertellen over de financiële situatie op dat moment?
A: Hetzelfde
11. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 oktober 2015 (pg. 1 1248- 1 1256 van het 1e aanvullend proces-verbaal algemeen dossier, zaak Irtok, proces-verbaalnummer 14154-0873), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] :
V: Kan je ons nogmaals aangeven waarom [verdachte] [benadeelde] ook wilde verkopen en niet los wilde maken van [bedrijf 1] ? In [bedrijf 1] zaten toch de problemen?
A: Hij kon het toen goed verkopen, hij zou eerst € 10.000 krijgen en uiteindelijk heeft ie
€ 5.000 gekregen van [koper] . Het werk was allemaal minder in die periode en daarom heb ik gezegd dan moet je het maar verkopen.
V: Je hebt de vorige keer aangeven dat de administratie bij jou op [locatie] was en dat deze na de eerste overdracht (aan [koper] ) bij [verdachte] was, heb je dit nagevraagd bij [verdachte] ?
A: Ja die heeft [verdachte] toen alles meegenomen. Nee, daar heb ik niet meer naar gevraagd, hij heeft alles meegenomen en zou alles overdragen aan [koper] .
V: Heb je nadat [benadeelde] failliet was verklaard contact met [verdachte] over [benadeelde] gehad en waar ging dat over?
A: na 6 mei, nee hij heeft toen een mail gestuurd of kijk eens op transportforum. Hij heeft mij wel een seintje gegeven maar ik heb dat toen wel gelezen over zijn ze nu helemaal gek geworden.
V: Hebben jullie het toen ook over de administratie gehad.
A: Die had hij al, alles wat hij nodig had heeft hij al.
V: Heb je het na het faillissement van [benadeelde] nog met [verdachte] over de administratie gehad?
A: Nee.
Bewijsoverwegingen
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
B.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde bepleit. De verdediging heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte was betrokken bij [bedrijf 1] .. Deze holding was bestuurder van [benadeelde] . Niet alleen in de ten laste gelegde periode, maar al in 2009 als aandeelhouder en vanaf 2013 als bestuurder. De betrokkenheid van de verdachte is geëindigd met overdracht van [bedrijf 1] aan [middellijk bestuurder] op 11 oktober 2013. [middellijk bestuurder] was geen katvanger of stroman. Aan de verklaring van [middellijk bestuurder] dat hij de administratie nimmer tot zijn beschikking heeft gekregen, moet geen geloof worden gehecht. Het dossier vermeldt voorts dat tijdens doorzoeking woning cliënt in 2014 administratie in beslag is genomen. Dat is iets anders dan de administratie van [benadeelde] .
C.
Met de rechtbank overweegt het hof het volgende:
Het ten laste gelegde moet worden bezien in het licht van de omstandigheid dat iedere ondernemer wettelijk verplicht is de administratie van zijn onderneming zeven jaren te bewaren en zo nodig tevoorschijn te brengen. Degenen die aan deze administratieverplichtingen zijn onderworpen worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat als de curator in het faillissement niet kan beschikken over een deugdelijke administratie, dit kan strekken tot benadeling van de faillissementsschuldeisers. Immers, zonder deugdelijke administratie kan de curator zich geen beeld vormen van de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming en van de gang van zaken binnen die onderneming voorafgaand aan het faillissement. De bewaarplicht stopt pas als de administratie aan de curator is afgegeven en blijft tot die tijd rusten op de failliet-natuurlijk persoon of de (laatste) formeel en/of feitelijke bestuurder(s) van de failliete rechtspersoon. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 105, 106 en 92 Fw in combinatie met de jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. NJ 2002, 259) is/zijn de failliet-natuurlijk persoon en de (laatste) formeel en/of feitelijk bestuurder(s) van de failliete rechtspersoon verplicht om de bestaande boekhouding op diens verzoek dan wel uit eigen beweging in de dan bestaande toestand aan de curator af te geven.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het navolgende.
Op de rechtspersoon [benadeelde] , hierna ook te noemen: [benadeelde] , rust ingevolge het bepaalde in artikel 3:15i BW de administratieverplichting tot het voeren en bewaren van de boekhouding. Medeverdachte [medeverdachte] was tot 1 januari 2013 formeel bestuurder van [benadeelde] , welke vennootschap op 6 mei 2014 failliet is gegaan.
Verdachte was de boekhouder van de vennootschap. Alle aandelen van de vennootschap [benadeelde] waren in handen van haar moedermaatschappij [bedrijf 1] , hierna ook te noemen: [bedrijf 1] . Verdachte was enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] . In september 2013 heeft verdachte, in zijn hoedanigheid van aandeelhouder, alle aandelen in moedermaatschappij [bedrijf 1] overgedragen aan (een stichting van) een zekere [koper] , welke aandelentransactie binnen korte tijd is teruggedraaid, hetgeen is gevolgd door een volledige aandelenoverdracht wederom door verdachte in hoedanigheid van enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] aan een zekere [middellijk bestuurder] .
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat hij, zijnde feitelijke bestuurder van [benadeelde] , de eigen administratie van [benadeelde] die zich bevond in haar kantoor te [locatie] vlak voor de eerste aandelenoverdracht aan [koper] , aan verdachte heeft meegegeven althans dit meenemen heeft toegelaten. Ook begin 2014 heeft [benadeelde] nog bedrijfsactiviteiten ontplooid.
Na faillissement van [benadeelde] heeft de curator zich gewend tot de toenmalig formeel bestuurder van [benadeelde] , de heer [middellijk bestuurder] . Die verklaarde niet in het bezit te zijn van enige administratie van [benadeelde] en die ook nooit te hebben gehad of gekregen. Sindsdien heeft de curator nooit de beschikking gekregen over de administratie van [benadeelde] .
Van een bijzondere en geldige reden voor het afstaan van haar eigen administratie door [benadeelde] aan verdachte zijnde ofwel haar boekhouder, dan wel haar (indirect) bestuurder is niet gebleken. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat die administratie ook nooit meer is teruggevraagd. Daarmede heeft [benadeelde] niet voldaan aan de op haar rustende verplichting tot het bewaren van haar boeken. [benadeelde] heeft hier gehandeld middels haar feitelijk bestuurder, medeverdachte [medeverdachte] , zodat dit handelen aan deze vennootschap kan worden toegerekend. Medeverdachte [medeverdachte] heeft aan dit handelen van de vennootschap [benadeelde] feitelijk leiding gegeven. Op grond van het bepaalde in artikel 51 Sr is hij voor dit ingevolge artikel 340 Sr strafbare gedrag van de vennootschap, naast de vennootschap [benadeelde] hiervoor strafrechtelijk vervolgbaar en strafbaar. Uit de aard van de gedraging (het medenemen van de administratie van [benadeelde] waardoor [benadeelde] niet aan de op haar rustende verplichting kon voldoen) volgt dat verdachte als medepleger naast de vennootschap [benadeelde] dient te worden aangemerkt.
Als verweer heeft de verdediging aangevoerd dat de administratie van [benadeelde] door verdachte zou zijn overhandigd aan overnemer [middellijk bestuurder] . Verdachte heeft zelf bij de politie en op de zitting in eerste aanleg, ondanks herhaalde uitnodigingen daartoe, pertinent geweigerd om een verklaring af te leggen. De raadsman heeft als onderbouwing van zijn verweer verwezen naar een notariële akte van 11 oktober 2013, waarin op pagina 6 onder het kopje “BALANS GARANTIES DOOR DE VERKOPER AAN DE KOPER TEN AANZIEN VAN DEN VENNOOTSCHAP” onder 1 staat vermeld, dat de gehele administratie waaronder de gehele financiële administratie en overeenkomsten) van de vennootschap door de verkoper aan de koper per 11 oktober 2013 is overgedragen. Het hof verwerpt dit verweer. Allereerst betreft deze akte een akte van aandelenoverdracht van [bedrijf 1] . Als er wordt gesproken over de administratie van de vennootschap, verwijst dat logischerwijs naar de administratie van [bedrijf 1] zelf (en niet van een andere, zelfstandige vennootschap als [benadeelde] ). De notariële akte zelf geeft geen aanleiding te veronderstellen dat met de gehele administratie van de vennootschap [bedrijf 1] tevens de administratie van de vennootschap [benadeelde] is bedoeld.
Overnemer [middellijk bestuurder] verklaart overigens in het geheel geen administratie te hebben ontvangen, ook niet van [bedrijf 1] . Doch daargelaten het voorgaande, is zonder enige door verdachte gegeven uitleg niet begrijpelijk waarom hij de onder zich genomen administratie van een andere (weliswaar dochter-)vennootschap aan die [middellijk bestuurder] ter beschikking zou stellen, in plaats die aan [benadeelde] terug te geven, waar toch primair de bewaarplicht van haar eigen administratie rust.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van eenvoudige bankbreuk
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar. / De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Met de rechtbank heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan eenvoudige bankbreuk. Mede door de handelwijze van verdachte is de curator in het ongewisse gelaten over wie er nu feitelijk leiding gaf aan [benadeelde] . De handelwijze van verdachte heeft er direct aan bijgedragen dat de curator niet de beschikking heeft gekregen over de administratie van [benadeelde] . Daardoor heeft de curator de redenen voor het ontstaan van het faillissement niet kunnen onderzoeken en vaststellen. De curator is niet in staat geweest om inzicht te verkrijgen in de vermogenspositie van de gefailleerde onderneming en van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren. Het hof neemt het medeplegen van een eenvoudige bankbreuk hoog op omdat dit een vorm van fraude is die het vertrouwen in de markt, welk vertrouwen van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, aantast.
Het hof weegt met de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij zijn beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Het hof acht een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 574.240,93. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof acht niet voldoende gebleken dat de gestelde schade door verdachtes onder meer subsidiair bewezen verklaarde handelen is veroorzaakt. De benadeelde partij [benadeelde] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 340 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 24 september 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur i.o. afdeling Opsporing, team Zuidoost, onderzoek Irtok/2614154. Het gehele dossier is genummerd. Alle pagina's zijn rechts bovenaan de pagina voorzien van een uniek paginanummer. Het eerste cijfer van het paginanummer verwijst naar het dossiernummer. De zaaksdossiers zijn eveneens rechtsboven uniek genummerd, waarvan het nummer begint met het zaaksnummer, gevolgd door een spatie gevolgd door het paginanummer. Er zijn 9 zaaksdossiers opgenomen, genummerd 01 tot en met 09.