ECLI:NL:HR:2020:966
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake griffierecht en proceskosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de Stichting [X] tegen het Dagelijks Bestuur van Cocensus. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 26 september 2019, waarin het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 21 juni 2019 werd behandeld. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 20 december 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief op de afhaallocatie is afgehaald, is het griffierecht niet voldaan. Vervolgens heeft de griffier op 28 januari 2020 een tweede brief gestuurd, waarin de belanghebbende werd verzocht om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 25 februari 2020. De belanghebbende heeft echter niet tijdig gereageerd, waardoor de op 26 februari 2020 ingekomen brief als te laat werd beschouwd.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, met F. Treuren als waarnemend griffier.