ECLI:NL:HR:2020:951
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de Stichting [X] tegen het Dagelijks Bestuur van Cocensus. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 26 september 2019, waarin het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 21 juni 2019 werd behandeld. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 20 december 2019 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief was afgehaald, is het griffierecht niet voldaan. Vervolgens heeft de griffier op 22 januari 2020 een tweede brief gestuurd, waarin de belanghebbende werd uitgenodigd om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 19 februari 2020, maar de belanghebbende heeft hier geen tijdig gebruik van gemaakt. De brief die op 26 februari 2020 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.