ECLI:NL:HR:2020:935
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over naheffingsaanslag parkeerbelasting door gemeente Zeist
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 7 januari 2020, nr. UTR 19/1923-V. Deze uitspraak betrof een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 14 augustus 2019, waarin een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.