Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
26 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van diefstal van accu's en diefstal van benzine door te tanken zonder te betalen. De verdediging voerde aan dat de redelijke termijn voor de behandeling van het hoger beroep was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had beslist op dit verweer, wat op straffe van nietigheid had moeten gebeuren. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn in hoger beroep met meer dan vier maanden was overschreden, maar dat er in het licht van de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoefde te worden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarbij de zaak zelf is afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.