ECLI:NL:HR:2020:900

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
18/05003
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening na einduitspraak Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 oktober 2018. De verdachte, geboren in 1980, had zich in het kader van een staking opgesloten in vrachtwagencabines, wat leidde tot openlijke geweldpleging. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat G. Spong. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De Hoge Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aan de hand van artikel 432 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een cassatieberoep binnen veertien dagen na de einduitspraak moet worden ingesteld als de verdachte op de terechtzitting is verschenen. De verdachte was op de zitting van het hof op 3 oktober 2018 verschenen, waardoor het beroep uiterlijk op 31 oktober 2018 ingediend had moeten worden. Aangezien het beroep pas op 7 november 2018 werd ingesteld, was het te laat.

De Hoge Raad concludeerde dat het cassatieberoep niet in behandeling kon worden genomen vanwege de te late indiening. Dit leidde tot de beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05003
Datum26 mei 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 oktober 2018, nummer 20-003616-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
In artikel 432 lid 1, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepaald dat het cassatieberoep moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak als de verdachte op de terechtzitting of nadere terechtzitting is verschenen.
2.2
Volgens de stukken is de verdachte op de terechtzitting van het hof van 3 oktober 2018 verschenen. Daarom had op grond van artikel 432 lid 1, aanhef en onder b, Sv het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof van 17 oktober 2018. Het beroep is echter pas ingesteld op 7 november 2018. Dit brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 mei 2020.