ECLI:NL:HR:2020:877

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
19/03195
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Oisterwijk tegen [X] B.V. inzake toeristenbelasting

In deze zaak heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Oisterwijk beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 mei 2019. Dit beroep betreft de aan [X] B.V. opgelegde aanslagen in de toeristenbelasting voor de jaren 2015 en 2016. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder uitspraak gedaan in deze zaak, met nummers BRE 17/1625 en 17/1626. De Hoge Raad heeft de klachten van het College beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03195
Datum29 mei 2020
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE OISTERWIJK
tegen
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 mei 2019, nrs. 18/00222 en 18/00223, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/1625 en 17/1626) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag en voor het jaar 2016 opgelegde voorlopige aanslag in de toeristenbelasting van de gemeente Oisterwijk.

1.Geding in cassatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.