ECLI:NL:HR:2020:860

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
20/00861
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake Zorgtoeslag en bestuursrechtelijke uitspraken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 januari 2020, die op haar beurt een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 25 juni 2019 behandelde. Deze eerdere uitspraak betrof de beschikking Zorgtoeslag voor het jaar 2017. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het openstellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de bestuursrechter in dit specifieke geval, zoals bepaald in artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00861
Datum15 mei 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 januari 2020, nr. 19/1796 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 25 juni 2019, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2017 gegeven beschikking Zorgtoeslag.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank die is gedaan in een geschil betreffende een besluit als het onderhavige ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR). Het beroep in cassatie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020.