Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
26 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 17 oktober 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1981, was betrokken bij een conflict tussen de directie van een transportbedrijf en vrachtwagenchauffeurs. Tijdens een staking hadden de chauffeurs zich opgesloten in de cabines van hun vrachtwagens. De zaak betreft openlijke geweldpleging, zoals omschreven in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft klachten ingediend over het oordeel van het hof dat de door het bedrijf ingehuurde beveiligers het feit hebben gepleegd en dat de verdachte deel uitmaakte van deze groep. De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 26 mei 2020.