Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 mei 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 oktober 2018. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1977, die in cassatie is gegaan tegen de veroordeling voor hennepteelt, het aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft klachten ingediend over de verbeurdverklaring van in beslag genomen apparatuur die gebruikt werd voor het ‘minen’ van bitcoins, en over de beslissing tot teruggave van in beslag genomen bitcoins die nog niet waren teruggegeven. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit oordeel overgenomen. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.