ECLI:NL:HR:2020:804

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
20/00375
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, die zelf het verzoekschrift had ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, waartegen de verzoeker cassatie heeft ingesteld. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat het verzuim om het verzoekschrift door een advocaat te laten ondertekenen niet kan worden hersteld, aangezien de verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het verzoekschrift opnieuw in te dienen binnen de gestelde termijn. Hierdoor wordt de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00375
Datum24 april 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker].

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/15/282495/ JU RK 18-2304 van de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2019;
de beschikking in de zaak 200.257.955/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 september 2019.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 10 december 2019 ingekomen verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf en is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
24 april 2020.