In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (Bureau) tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. Het Bureau had beroep ingesteld tegen het bevel van het hof tot inschrijving van het merk 'AMSTERDAM UNIVERSITY' voor merchandise. De Universiteit van Amsterdam (UvA) was de verweerder in deze cassatieprocedure. De advocaat van het Bureau was E.M. Tjon-En-Fa, terwijl T. Cohen Jehoram de UvA vertegenwoordigde.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de beschikking van het hof van 18 december 2018, waarin het hof de inschrijving van het merk had goedgekeurd. Het Bureau verzocht de Hoge Raad om het beroep te verwerpen, maar de conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten van het Bureau over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van het Bureau verworpen en het Bureau veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de UvA zijn begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.