ECLI:NL:HR:2020:747

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
20/00138
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige machtiging en de beoordeling van een faxbericht door de rechtbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorlopige machtiging op basis van de Wet Bopz. De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als betrokkene, die in cassatie ging tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 10 december 2019. De advocaat van betrokkene, M.A.M. Wagemakers, heeft een faxbericht verzonden aan de rechtbank na afloop van de mondelinge behandeling. De centrale vraag was of de rechtbank gehouden was om de inhoud van dit faxbericht in haar beoordeling te betrekken.

De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instantie in overweging genomen en verwees naar de eerdere beschikking van de rechtbank. De officier van justitie, als verweerder in cassatie, heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen.

Na beoordeling van de klachten over de beschikking van de rechtbank, concludeerde de Hoge Raad dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van betrokkene.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00138
Datum17 april 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: M.A.M. Wagemakers,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT NOORD-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/18/195464/FA RK 19-2986 van de rechtbank Noord-Nederland van 10 december 2019.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
17 april 2020.