In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Flexpoint Diensten Groep B.V. en Acco Brands Benelux B.V. Flexpoint, de eiseres tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder in deze zaak geoordeeld dat de inlener, Acco, aansprakelijk was voor een arbeidsongeval van een uitzendkracht. Flexpoint, als uitzendbureau, zocht regres op de inlener voor de kosten die zij had gemaakt in verband met de Ziektewet en re-integratiekosten. De centrale vraag in deze procedure was of de inlener zich kon beroepen op de verhaalsbescherming van artikel 52b van de Ziektewet.
De Hoge Raad heeft de klachten van Flexpoint over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof heeft bekrachtigd.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Flexpoint verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Acco op nihil zijn begroot. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de aansprakelijkheid van inleners in arbeidsongevallen en de mogelijkheden voor uitzendbureaus om regres te nemen op inleners.