ECLI:NL:HR:2020:734

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
19/00626
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over misbruik van omstandigheden en kenbaarheid abnormale geestestoestand in contractenrecht

In deze zaak heeft Van [eiser] cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over overeenkomsten die zijn gesloten door een onder bewind gestelde persoon. Van [eiser] stelt dat er sprake is van misbruik van omstandigheden door de wederpartij, en dat de abnormale geestestoestand van de onder bewind gestelde niet kenbaar was voor de wederpartij. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder zijn arrest van 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:867, en het arrest van het gerechtshof van 6 november 2018. De Hoge Raad heeft de klachten van Van [eiser] beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad motiveert niet verder, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt Van [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00626
Datum17 april 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: Van [eiser],
advocaat: N.C. van Steijn
tegen
1. [bewindvoerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [bewindvoerder 2],
wonende te [woonplaats],
beiden in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: de bewindvoerders,
advocaat: J.A.J. Leeman.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar:
zijn arrest tussen partijen in de zaak 16/02182, ECLI:NL:HR:2017:867 van 12 mei 2017;
het arrest in de zaak 200.224.435/01 van het gerechtshof Den Haag van 6 november 2018.
Van [eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De bewindvoerders hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de bewindvoerders toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Van [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de bewindvoerders begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Van [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
17 april 2020.