ECLI:NL:HR:2020:644
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslagen en boetebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 oktober 2019, waarin de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet aan de orde waren. Tevens ging het om de daarbij gegeven boetebeschikking en de beschikking inzake belastingrente.
De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 8 november 2019 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze brief was aangetekend verzonden en volgens Track&Trace afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft echter van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Gelet op het bovenstaande heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 april 2020.