ECLI:NL:HR:2020:56
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag dagtoeristenbelasting
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 juni 2019, nr. 18/00441. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 17/4143) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de dagtoeristenbelasting. De belanghebbende heeft een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof, waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland ook een conclusie van dupliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2020.