Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Eindhoven,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
27 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder, verzoekster tot cassatie, tegen de gecertificeerde instelling Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, verweerder in cassatie. De moeder had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 25 april 2019 was gegeven. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof, die relevant zijn voor het procesverloop. De moeder verzocht om vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling met betrekking tot de omgangsregeling, onder verwijzing naar artikel 1:265f van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft daarom het cassatieberoep verworpen.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron, en de uitspraak is een bevestiging van de eerdere beslissingen van de lagere rechters.