ECLI:NL:HR:2020:49
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE WAADHOEKE. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 mei 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld. De zaak betrof de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2016 met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 2 oktober 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Deze brief was afgeleverd, maar het griffierecht is niet voldaan. Op 4 november 2019 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht, maar deze brief werd wegens onbestelbaarheid teruggezonden. Belanghebbende heeft niet gereageerd op deze correspondentie.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 17 januari 2020.