ECLI:NL:HR:2020:463
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- L.F. van Kalmthout
- M.E. van Hilten
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake aansprakelijkstelling loonheffingen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 december 2018, nr. 17/00355. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/4795) die betrekking had op een beschikking tot aansprakelijkstelling voor de van [A] B.V. nageheven loonheffingen over het jaar 2009. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 20 maart 2020 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.