ECLI:NL:HR:2020:460

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
19/02316
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake toeristenbelasting

In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 maart 2019, nrs. 18/00220 en 18/00239. Dit beroep betreft de hoger beroepen van belanghebbende en de heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/3143 en 17/3144) over de aan belanghebbende opgelegde (voorlopige) aanslagen in de toeristenbelasting voor de jaren 2015 en 2016 door de gemeente Halderberge.

Belanghebbende heeft twee middelen voorgesteld in het cassatieberoep. Het dagelijks bestuur van Belastingsamenwerking West-Brabant heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld, met twee voorgestelde middelen. Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze over dit incidentele beroep naar voren gebracht en heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. Het dagelijks bestuur heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend en ook in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend, waarop belanghebbende weer heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

De Hoge Raad heeft de middelen in het principale beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Aangezien het principale beroep in cassatie ongegrond is verklaard, behoeven de middelen van het incidentele beroep en het voorwaardelijk incidentele beroep geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 20 maart 2020 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/02316
Datum20 maart 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN BELASTINGSAMENWERKING WEST-BRABANT
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 maart 2019, nrs. 18/00220 en 18/00239, op de hoger beroepen van belanghebbende en de heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/3143 en 17/3144) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2015 en 2016 opgelegde (voorlopige) aanslagen in de toeristenbelasting van de gemeente Halderberge.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
Het dagelijks bestuur van Belastingsamenwerking West-Brabant heeft een verweerschrift ingediend. Het heeft ook incidenteel beroep in cassatie en voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze over het incidentele beroep in cassatie en over het voorwaardelijk incidentele beroep in cassatie naar voren gebracht. Zij heeft ook in het principale beroep in cassatie een conclusie van repliek ingediend.
Het dagelijks bestuur van Belastingsamenwerking West-Brabant heeft in het principale beroep in cassatie een conclusie van dupliek ingediend. Het heeft ook in het incidentele beroep in cassatie een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van de middelen in het (voorwaardelijk) incidentele beroep

Aangezien het principale beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard, behoeven de middelen van het incidentele beroep en het voorwaardelijk incidentele beroep in cassatie geen behandeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2020.