ECLI:NL:HR:2020:435

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
18/05457
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk inzamelen van gevaarlijke afvalstoffen en het overbrengen van afvalstoffen zonder toestemming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 12 december 2018. De zaak betreft de verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk inzamelen van gevaarlijke afvalstoffen, in dit geval niet bruikbare stookolie (bunkerolie), en het overbrengen van afvalstoffen van Nederland naar België zonder de vereiste schriftelijke kennisgeving en toestemming van de bevoegde autoriteiten, zoals voorgeschreven in de Wet milieubeheer.

De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij de advocaten J.S. Nan, G.J.K. Elsen en R.G.J. Laan cassatiemiddelen hebben voorgesteld. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing verwezen naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2020:433) met betrekking tot de vraag of in deze zaak sprake is van 'afvalstoffen'. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05457 E
Datum7 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 12 december 2018, nummer 22/002608-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan en G.J.K. Elsen, beiden advocaat te ’s-Gravenhage, en R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie en vgl. met betrekking tot het antwoord op de in het eerste middel aan de orde gestelde vraag of in deze zaak sprake is van ‘afvalstoffen’ het heden uitgesproken arrest in de zaak 17/05582, ECLI:NL:HR:2020:433).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 april 2020.