ECLI:NL:HR:2020:423
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Eindhoven. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2019, waarin een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat belanghebbende niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 24 december 2019 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan. De gemachtigde van belanghebbende heeft in een brief van 1 februari 2020 geen overtuigende redenen aangevoerd waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat belanghebbende in verzuim was en dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.