Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
- een brief van 19 juni 2018 van [betrokkene 4], inspecteur van de douane. Deze brief
houdt het volgende in:
“Hierbij deel ik u mede dat op 30 april 2018 door de Politie Eenheid Midden- Nederland te Rhenen in beslag is genomen: een personenauto Mercedes Benz ML
350, met kenteken [AA-00-AA]. Ook de douane heeft beslag gelegd op deze auto
omdat deze een verborgen bergplaats bevatte.
In het voertuig is de rugleuning van de voor stoelen voorzien van een hard kunststof paneel. Dit paneel zit origineel vast met aan de onderzijde 3 schroeven, aan de binnenzijde van de bovenkant met 2 hard kunststof pinnen waaraan een haakje zit, dit haakje behoort achter een metalen uitsparing vast gemaakt te worden.
Bij beide voorstoelen zijn de hard kunststof pinnen aangepast. De haakjes zijn van de pinnen afgebroken en voorzien van een stukje tape. Het stukje tape zorgt ervoor dat de panelen van de voor stoelen op hun plek blijven zitten. Door het verwijderen van de schroeven zijn de panelen vervolgens makkelijk te verwijderen. Achter één van de panelen is een zakje met verdovende middelen aangetroffen.
De aldus verkregen ruimte behoort niet standaard tot de uitrusting van voornoemde auto. Bovengenoemde personenauto is kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. De personenauto zal, ingevolge artikel 1:37 lid 5 van de Algemene douanewet, zonder rechtsvervolging aan de Staat der Nederlanden vervallen, tenzij bij een rechterlijke beslissing de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.”
- een klaagschrift op de voet van art. 1:37, vijfde lid, Adw van 2 juli 2018. Dit klaagschrift houdt onder meer het volgende in:
“7. Klager hecht er waarde aan te vermelden dat hij het voertuig tweedehands heeft aangeschaft en geen wetenschap had van de aanwezigheid van de vermeende verborgen ruimten. Klager heeft deze verborgen ruimten ook niet gezien, niet gebruikt. Bij de tot op heden verstrekte stukken is wel een proces-verbaal bijgevoegd waarin is opgenomen dat mogelijk sprake zou zijn van verborgen vakken, maar klager herkent deze beschrijving niet.”