ECLI:NL:HR:2020:395

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
18/04064
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medewerking aan ademonderzoek en de toereikendheid van vordering door opsporingsambtenaar

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte, geboren in 1976, weigerde zijn medewerking te verlenen aan een ademonderzoek op basis van artikel 163.2 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad behandelt de vraag of de vordering van de opsporingsambtenaar aan de verdachte om medewerking te verlenen aan het ademonderzoek voldoende is om de verplichting ex artikel 163.2 WVW 1994 te doen ontstaan. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. Het arrest is gewezen op 10 maart 2020 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04064
Datum10 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 september 2018, nummer 22/000983-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A.J. Verploegh, advocaat te ‘s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 maart 2020.