Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
3 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak, ingediend door de raadsman van de verdachte, die niet aanwezig was op de zitting. De raadsman stelde dat de verdachte mogelijk geen weet had van de zitting, wat aanleiding gaf tot het verzoek om aanhouding. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, met de overweging dat de verdachte op de hoogte was van het hoger beroep en geacht werd zich bereikbaar te houden voor zijn raadsman. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten en concludeert dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek tot aanhouding is afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een belangenafweging had moeten maken, waarbij alle relevante omstandigheden in acht genomen hadden moeten worden. Aangezien het hof dit heeft nagelaten, vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling.